Zinnig voetbalcommentaar Delft – Ik kijk tegenwoordig vaker naar een voetbalwedstrijd op de tv dan in een stadion. Dat heeft veelvoordelen, maar ook enkele nadelen. In een voetbalstadion behoef je slechts te luisteren naar het wedstrijdcommentaar van de mensen om je heen. Bij een tv-wedstrijd krijg je steevast een voetbaldeskundige cadeau. Deze ‘voetbalanalist’ is meestal een oud-voetballer, een trainer, een coach of een sportjournalist. Zonder Johan Derksen of Jan of Youri Mulder kan geen wedstrjd meer worden uitgezonden. Zij leggen ons de systemen uit. Is het 442, 433, 541, 41212, 343 of 14122? De prominente voetexperts leggen uit waarom iets effectief is. Zij weten – achter af, dat wel natuurlijk – waarom is gewonnen of verloren. Toch is er niet zo heel veel veranderd in de wereld van het voetbalcommentaar. Ik heb er het boekje ‘De onsterfelijke Pa Pinkelman’ van de Haarlemse schrijver Godfried Bomans uit 1952 eens op nageslagen. Bomans beschrijft daarin de voetbalwedstrijd Italië – Nederland. Voor de wedstrijd spreekt Pa Pinkelman voor de microfoon van de toenmalige voetbalverslaggever Pagano over zijn verwachtingen: “Het is moeilijk om in dit stadium een voorspelling te wagen. Ik heb zojuist een kijkje in de kleedkamers genomen en de Italiaanse boys, luisteraars, dat zijn stevige kwanten, die natuurlijk hun zinnen op een overwinning gezet hebben, dat spreekt. Van de andere kant zijn ook onze eigen jongens met de beste voornemens bezield. Winnen we, dan gaan we met ’n overwinning naar huis. Verliezen we, wel, dan niet getreurd, we hebben ons best gedaan”. Zittend voor mijn tv komt het me bekend voor.
Ook het interview in het boekje met een speler komt me bekend voor. ‘Abe Lenstra nam Pa Pinkelman terzijde en fluisterde: “’t Is allemaal heel aardig, maar weet je wel wat voor systeem we eigenlijk spelen?” “Stopperspil,” opperde Pa Pinkelman, “met teruggetrokken W-formatie”. “Precies,” zei Lenstra, “zwervende backs, voedende middenlinie en breed spel in de voorhoede”. “Productief”, mompelde Pa Pinkelman, “voor de woning met dat ding. Prik ‘m in de touwen.” Lenstra was aangenaam verrast. “Juist,” zei hij, ”opengooien dat spel. Niet liggen te eieren. En dan nog wat.” “Ik begrijp ’t al”, zei Pa Pinkelman, “jaag ‘m door het middenveld, dwars vooruit. Dan de vleugels met een tangbeweging naar binnen zwenken en de defensie afknijpen maar, jongens.” Lenstra knikte voldaan. […] ”Aan jou heb ik houvast””, zei hij. Uit : De onsterfelijke Pa Pinkelman, 1952. |