donderdag 23 november 2006

De teerling is geworpen


Veldhoven – In februari van dit jaar zit de familie gezellig bij de open haard. Vader Julius en moeder Cornelia zijn in een diep gesprek als hun zoon binnen komt. Vader Julius wenkt hem dichterbij en vraagt hem te gaan zitten. Als de jongeman net gezellig achteroverleunt, zegt zijn vader: “Et tu Brute, tu quoque fili mi”. De adem stokt de zoon in de keel. Het is zo ver. Vader is de weg kwijt, waarom zou hij anders plotseling Latijn spreken. Hij kijkt zijn vader verbouwereerd aan. Daarom licht Julius in het Nederlands toe: “Ook gij, Brutus, mijn zoon, riep mijn beroemde naamgenoot ooit, zij het onder andere omstandigheden. Ik roep het hem na”.

En hij heet Stan.

De zoon blijft even stil en zegt dan: “Ik heet Erik”.
“Dat weten wij ook wel”, roept moeder Cornelia.
“Ik heb op mijn laatste managementcursus geleerd dat het verstandig is om nieuwe projecten een stimulerende naam te geven. Ik noem dit project daarom Brutus”, legt vader Julius uit. “Je moeder en ik denken dat negen maanden voor dit project wel voldoende moet zijn. Als je er tenminste voortvarend aan begint”, vervolgt hij in een snel tempo.
“Je weet dat het met Julius Caesar slecht is afgelopen. Die bemoeide zich ook met zaken waar hij niet overging”, improviseert Erik. Hij rekent echter buiten zijn echtgenote Martine die ook in de kamer zit. Zij staat op, pakt Erik bij de hand en zegt met enige gevoel voor drama: “Alea iacta est”. Ook al een citaat van haar schoonvaders naamgenoot. Erik knikt en vertaalt: “De teerling is geworpen”.

Geen opmerkingen: