Luxemburg – Het eerste woord dat je te binnenschiet als je aan de stad Luxemburg denkt, is geld. Tenminste dat gebeurt mij. Er zitten hier immers grote banken en Europese instellingen en bovendien kun je er erg goedkoop tanken. Een liter benzine is hier 40 cent goedkoper dan bij mijn pomp in Delft. Op weg naar een vakantiebestemming in Frankrijk is het dus een ideale tankstopplaats. Het tweede woord dat te binnenschiet, is rots. De stad is er op gebouwd. Althans het hart van de stad, want inmiddels is Luxemburg aardig uitgedijd. Aan die rots heeft de stad één van zijn bezienswaardigheden te danken. Er is door Spaanse en Oostenrijkse architecten een ondergronds labyrint van gangen en galerijen in uitgehakt: de kazematten. Als je ze bezoekt, helpt het als je in het bezit bent van een rijke fantasie.
Oorspronkelijk is het een verdedigingsbolwerk waar duizenden soldaten en hun paarden in konden schuilen. De eerste werden al aangelegd in de 17de eeuw en in later eeuwen werd er nog flink doorgegraven en gehakt, zodat er ooit een totale lengte van 23 kilometer aan gangen ontstond, verdeeld over verschillende verdiepingen. Daarvan is nu nog 17 kilometer over en in 1994 zijn ze door de UNESCO op de lijst van werelderfgoed opgenomen. Maar, zoals ik al zei, je moet wel een goede fantasie hebben, want veel is er niet meer te zien. Er staat hier of daar nog wel een oud kanon, maar daar blijft het wel bij. Het uitzicht uit de schietgaten maakt overigens veel goed. Je hebt een prachtig zicht op de vallei en de benedenstad. Maar ik vind het jammer dat ik alleen in mijn fantasie kan zien dat hier niet alleen soldaten met hun uitrusting en hun paarden bivakkeerden, maar dat er ook artillerie- en wapenwerkplaatsen, keukens, bakkerijen, slagerijen en meer van dat soort voorzieningen waren in dit ondergrondse gangenstelsel. Zonder fantasie zijn de kazematten een beetje kaal. Maar dat geldt voor meer zaken.
Tweet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten