Zebra’s koop je in een winkel
Newent - “Opa waar komen de zebra’s vandaan”, vraagt Nienke op een mooie zondagmorgen. Ze zitten samen in de tuin en kijken naar de eendjes in de wetering achter het huis. Zo nu en dan gooit Nienke een stukje brood naar de hongerige zwemmers.
“Zebra's komen uit een ver land. Uit Afrika”, weet opa.
Dat antwoord is echter niet voldoende. “Hoe komen ze dan in een dierentuin in Nederland?”, wil Nienke weten. “Kun je ze ergens kopen?”
“Dat vroeg ik me ook altijd af”, bekent opa nu. “Zou er ergens een winkel zijn waar je gewoon binnen loopt en zegt: ik heb zin in een zebra in m’n tuin. Kunt u er vanmiddag na het eten eentje brengen.”
De twee kijken elkaar aan en Nienke haalt haar schoudertjes op. Ze weet niet wat ze er van moet denken.
“Toen oma & ik onlangs in Engeland waren, heb ik die winkel gezien. In een klein stadje ergens in Frobshire zagen we een heuse zebrawinkel. Het was maar een klein winkeltje, we hadden het bijna niet gezien. Je moest eerst een trapje af. Bij die trap stond een zwart bordje met witte letters. ‘Zebra Steps’ stond erop. Dat maakte ons nieuwsgierig. We daalden de trap af, oma voorop want die is altijd sneller, en kwamen in een smal straatje. In dat straatje stonden allemaal zwart-en-witte vakwerkhuizen. Voor het huisje bij de trap was een bankje. Daar zat een werkeloze leeuwentemmer. Ik had dat niet geweten als er niet een bordje om zijn nek hing met: Leeuwentemmer zoekt werk.
Oma sprak de man aan:”Kunt u ons vertellen waar de zebrawinkel is.”
“Ik zoek werk”, antwoordde de man langzaam. “Ik ben leeuwentemmer. Dat is een moeilijk vak. Daarvoor moet je vijf jaar naar de leeuwentemmersschool. En dat is niet eenvoudig. Vooral het hoepelspringen is moeilijk. Leeuwen snappen dat zomaar niet hoor.” Terwijl hij sprak maakte hij gekke sprongetjes om voor te doen hoe een leeuw door een hoepel moet springen. Oma knikte ongeduldig. Ze hupte van haar ene been op haar andere been. Ze had geen tijd voor zo’n lang verhaal. Het was een grappig gezicht, want ze stonden nu allebei te springen. “Ik vind het heel boeiend”, zei ze toch op een hele vriendelijke toon tegen de temmer, “maar vertel me nu maar waar de zebrawinkel is, want ik heb geen werk voor je.”
“Al goed”, zei de man licht ontstemd terwijl hij terugzakte op zijn bankje. Hij wees de straat in en zei:”Na de bocht.”
We holden op een drafje in de aangegeven richting. En inderdaad na de bocht, zagen we de zebrawinkel. Door een smalle deur kwam je in een hele grote supermarkt. Daar stonden de zebra’s in grote vakken bij elkaar. Je kon uitkiezen. Er waren zebra’s met dikke strepen en zebra’s met dunne strepen, zebra met korte strepen (macaronies noemen ze die) en zebra met hele lange strepen (inderdaad die noemen ze spaghetties). Er waren zelf zebra’s met gekleurde strepen. Waar je maar keek stonden zebra’s. Je kon er zelfs spulletjes kopen met zebrastrepen. Je had zebrazonnebrillen.”
Nienke knikte. Dat wist ze. Ze had immers zelf zo’n bril.
“Je had zebrapotloden en zebragummen. Er waren zelfs pyjama’s met zebrastrepen”, ging opa verder.
Daar moet Nienke wel een beetje om lachen. Wie gaat er nu slapen in een pyjama met zebrastrepen.
“Hebben jullie nu een zebra gekocht”, wil ze weten.
“Nee dat hebben we toch maar niet gedaan. Ze zijn heel groot hoor. Oma heeft alleen een zebratruitje gekocht.”
“Ook leuk”, vindt Nienke.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten