dinsdag 4 juni 2002


De weduwnaar


Delft – Van de week moest ik op condoleancebezoek. Mieke was na een hersenbloeding binnen een week dood. Ik zag haar niet zo vaak, maar had toevallig kort voor de bloeding nog met haar gesproken. We waren even oud. Op het op de kaart aangegeven tijdstip arriveerde ik bij haar woning. Het was druk. Veel familie, vrienden en collega’s. Mieke had geen kinderen. Ik werd door een nichtje van haar aangesproken. "Als u nog afscheid wilt nemen, loopt u dan direct even mee. Ze gaan de kist sluiten", vertelde ze me op zakelijke toon. Ik schuifelde achter haar aan naar de voorkamer. Op een lage grenen salontafel stond de witte kist. Mieke droeg een tweed mantelpakje. Ik had haar nog nooit in een mantelpakje gezien. Het verbaasde me dat ze er een bezat. Ze lag met haar handen gevouwen. Men had een scheiding in het midden van haar haar aangebracht. Niks voor Mieke. Na enkele ogenblikken ging ik naar de huiskamer. Daar zat Henk, haar man. Hij roerde in een kopje koffie en staarde voor zicht uit.
Ik gaf hem een hand, vertelde wie ik was en condoleerde hem. Henk knikte. Hij had het begrepen. Het nichtje kwam weer op me af. "Wilt u koffie", vroeg ze. Ik knikte en liep naar een hoek van de kamer waar ik paar kennissen zag. We knikten zwijgend naar mekaar. Terwijl ik m'n koffie dronk, keek ik naar Henk en herinnerde mij het refrein van een vers van Friso Wiegersma:
>
Want trouwen is een bitter spel
Dat weet je van tevoren
Heb je het een poos gedaan
Is er een die dood moet gaan
En die dan alleen blijft staan
Heeft het spel verloren.